Bij mensen die lijden aan het metabool syndroom is er sprake van problemen rond de energievoorziening en stofwisseling. Dit kan ondermeer worden veroorzaakt door een disbalans tussen wat je eet en hoeveel je beweegt, wat de werking van je schildklierhormoon kan verstoren. Andersom kan een traag werkende schildklier leiden tot overgewicht. Hoe zit deze relatie tussen het metabool syndroom en een laag schildklierhormoon? Daar gaan we in deze blog dieper op in.
Iemand krijgt deze diagnose wanneer er minimaal sprake is van twee van de volgende vier specifieke waardes:
Andere namen voor metabool syndroom zijn insulineresistentie, stofwisselingssyndroom en syndroom X.
Het metabool syndroom kan tot heel veel vervelende klachten en aandoeningen leiden, waaronder hart- en/of nierinsufficiëntie, diabetes type 2 en aderverkalking (atherosclerose). Dat laatste geeft weer een aanzienlijk verhoogde kans op een hart- of herseninfarct.
Daarvoor is het handig om eerst iets meer te vertellen over het schildklierhormoon dat in de schildklier wordt geproduceerd. Dit is een vlindervormige klier, die wat voor het strottenhoofd, tegen de luchtpijp aanligt en uit twee kwabben bestaat. In deze kwabben zitten blaasjes, waartussen para-folliculaire cellen liggen. De schildklier is het best doorbloede orgaan in het menselijk lichaam en produceert diverse hormonen die stofwisselingsprocessen in ons lichaam reguleren. De schildklier wordt dan ook wel de motor van ons lichaam genoemd. Vanuit jodium en tyrosine produceert de schildklier thyroxine (T4) en tri-joodthyronine (T3). In de para-folliculaire cellen wordt een ander hormoon, calcitonine, geproduceerd.
In de hersenen wordt de productie van deze hormonen vanuit twee belangrijke organen aangestuurd: de hypothalamus en hypofyse. Samen met de schildklier vormen ze een regulatie/feedback eenheid, die we de HPT-as noemen. Dat is een Engelse afkorting voor de hypothalamus-hypofyse-schildklier-as.
Hoe belangrijk het schildklierhormoon voor ons is kun je duidelijk zien aan de klachten die er ontstaan als de schildklier te snel of te langzaam werkt. Wat zijn de voornaamste klachten die dan kunnen ontstaan?
Een traag werkende schildklier (te weinig schildklierhormoon in omloop):
Een snelwerkende schildklier (te veel schildklierhormoon in omloop):
Wanneer we op internet kijken, dan zien we dat ziekenhuizen en andere sites zich richten op een te traag werkende schildklier, ook wel hypothyreoïdie genoemd. Ontstaat zo’n hypothyreoïdie direct, of gaat daar een proces aan vooraf? Bij de kPNI zien wij bewijzen dat hieraan inderdaad een proces voorafgaat, wat wij het ’Low Thyroid Hormone syndrome’ (LTHS) noemen. Dit duidt op een verminderde werking van de schildklier, wat vaak een voorstadium is van het ontstaan van schildklierziekten, zoals hypothyreoïdie.
Om LTHS te snappen richt de kPNI-blik zich op onze evolutie. En dan blijkt dat het schildklierhormoon één van de oudste stoffen is die er bestaat. Het wordt in alle planten en dieren gebruikt als omzetstof van diverse soorten stofwisselingsprocessen. Tekorten in onze voeding en ontstekingen kunnen voor een LTHS zorgen. Dat heeft gevolgen voor de rest van ons lichaam, zoals we hierboven bij de symptomen van een trage schildklier zien.
Het is natuurlijk een belangrijke vraag waarom het lichaam de schildklier soms trager laat werken. Een verklaring kan zijn dat het immuunsysteem bijzonder actief is vanwege stress, een ziekteverwekker of een (laaggradige) ontsteking. In dat geval beschermt het lichaam een aantal organen door – via een traag werkend schildklierhormoon – in een spaarstand te gaan staan. Dat kost minder energie en zo blijft er energie over voor de activiteit van het immuunsysteem, zonder dat deze organen worden beschadigd. Deze strategie is op korte termijn heel zinnig. Op langere termijn is deze strategie uiteraard niet goed voor je gezondheid.
Ook voor het metabool syndroom kunnen we naar onze evolutie kijken. Onze voorouders kampten vaak met periodes van weinig voedsel. Om die tijden van schaarste te overleven, zorgde ons lichaam ervoor dat we in tijden van voldoende voedsel reserve-energie opsloegen in de vorm van vet. Tegenwoordig hebben we geen periodes van schaarste meer, en snoepen we onze energie-opslag-reserves (vetweefsel) niet meer op. Ook bewegen we veel minder dan onze voorouders die dagelijks in de weer waren met jagen, foerageren, etc. Tot slot zitten we in onze verwarmde omgeving en krijgen we geen koudeprikkels meer, terwijl die zo belangrijk zijn om het witte ontstekingsgevoelige vet om te zetten naar het veel gezondere bruine vet. En zo scheppen we helaas de voorwaarden voor het ontstaan van het metabool syndroom.
Samengevat hebben we als moderne mens niet meer de uitdagingen van onze voorouders, en speelt er een overvloed aan factoren die het lichaam niet meer uitdagen. Terwijl ons lichaam er dus wel op gemaakt is om af en toe te vasten, het koud te hebben en op verschillende manieren te bewegen. Dan werkt ondermeer onze schildklier optimaal en komen we niet aan.
Allereerst maken we een foto van de klachten van een cliënt. Zo kan het zijn dat iemand last heeft van vermoeidheid, niet kunnen afvallen, een te hoge tailleomvang, te hoog triglyceriden en verkeerde waardes van het schildklierhormoon in het bloed.
Vervolgens draaien we de film terug: hoe is deze cliënt in deze situatie beland? Waardoor zijn het metabool syndroom en LTHS tot stand gekomen? Ieders verhaal is natuurlijk persoonlijk en verschilt van cliënt tot cliënt. Zo gaan we op zoek naar de oorzaken van iemands klachten om deze aan te pakken.
Wat kan er spelen bij de relatie tussen laag schildklierhormoon en het metabool syndroom? Om het te schetsen geef ik twee voorbeelden van een kPNI-film van twee verschillende cliënten:
Bij de ene cliënt is bijvoorbeeld de HPT-as verstoord doordat hij langdurig te kort slaapt. Dit zorgt voor een disfunctie in de hypothalamus, waardoor de schildklierfunctie ontregeld raakt, wat vervolgens de eetlustregulatie verstoort. Dit heeft bij deze cliënt geleid tot overeten en weinig zin in beweging, met de uiteindelijke consequentie: het metabool syndroom.
Bij de andere cliënt ging het precies andersom: hij gebruikte het medicijn metformine omdat hij last had van het metabool syndroom en diabetes type 2. Dit veroorzaakte bij hem een LTHS, omdat dit medicijn de werking van het schildklierhormoon verstoort.
Vanzelfsprekend zijn er meer verbanden tussen deze twee syndromen. Heb je het vermoeden dat voor jou schildklierproblematiek en/of het metabool speelt? Een kPNI-therapeut kan je helpen om jouw film in kaart te brengen en vervolgens de behandelopties met je te bespreken.
Bronnen
Hélène Voortmeijer zocht als kind al het avontuur op en dat heeft zich tot op de dag van vandaag voortgezet; van stewardess, politieagent, rechercheur naar psychologie, mindfulness docent en altijd studerende. Ze heeft een eigen praktijk in Helmond VitalerZijn.
Hélène:
In mijn leven heb ik het nodige meegemaakt, burn-out, ziektes, etc. Ik wilde meer weten over de redenen van mijn ziekte. Dat heeft geresulteerd in meer dan 16 jaar HBO en Universitaire studies. Hierdoor begrijp ik nu waarom het toen fout is gegaan met mijn gezondheid. Bovendien voel ik mij veel vitaler en gezonder dan jaren geleden!
Momenteel zit ik in het 3e jaar van de kPNI opleiding.