Onze genen zijn verantwoordelijk voor de codering van onze eiwitten. En alhoewel genen onveranderlijk zijn, staan ze voor hun activiteit wel onder invloed van een ingewikkeld proces dat gaat over de manier waarop we onze genen aflezen. Dit proces wordt ‘epigenetica‘ genoemd. En alhoewel genen zelf dus niet kunnen veranderen, kunnen epigenetische processen dat juist wél. Welke voordelen heeft dat en wat heeft dit met slaapproblemen te maken?
Allereerst wat meer over de voordelen van het aanpassen van epigenetische processen. Dat zorgt er namelijk in eerste plaats voor dat we ons kunnen aanpassen aan de uitdagingen waar we in ons leven voor staan. Bovendien leidt het vaak activeren van onze genen ertoe dat er iets verandert aan de buitenkant van onze genen en dat is een soort leerproces. Hierdoor verandert namelijk de activiteit van een gen (maar dus niet het gen zelf), wat maakt dat dit proces de volgende keer makkelijker verloopt. Hoe werkt dit in de praktijk? We geven twee voorbeelden.
Stel dat we tijdens onze embryonale ontwikkeling weinig voeding hebben gekregen, dan ontstaat er een epigenetisch metabool programma waardoor we als we eenmaal geboren zijn, met minder voedsel toch kunnen functioneren. We anticiperen in feite op het gegeven dat we ergens in Biafra ter wereld gaan komen. Als we dan in een omgeving komen, waar juist veel eten voorhanden is, dan zullen we veel willen eten en vooral ook veel energie opslaan als vet. We zitten immers met ‘de verwachting’ dat er schaarste is. Bovendien is onze spierontwikkeling slechter, waardoor we niet te veel kunnen en willen bewegen. Dit epigenetisch programma maakt van ons dus – oneerbiedig gezegd – luie vreetzakken, omdat dit duidelijk de beste overlevingsstrategie is als er chronisch te weinig voeding voorhanden is. Maar als je wieg dan in een omgeving met overvloed blijkt te staan, dan zit je epigenetische programmering je in feite in de weg.
Een ander epigenetisch programma gaat over hoe we op stress reageren. In de eerste jaren van ons leven ontwikkelt zich de manier waarop we met stress omgaan. Ervaar je veel stress in de eerste twaalf jaar van je leven dan is de verwachting dat de wereld waarin je straks zelfstandig moet functioneren wel gevaarlijk zal moeten zijn. Je zal dan epigenetisch een stressprogramma ontwikkelen, waarbij je snel reageert op allerlei prikkels die mogelijk gevaarlijk zijn. Dat kan ertoe leiden dat je hoogsensitief en zelfs wat neurotisch kunt worden.
En dan komen we bij de relatie van epigenetica met slaap. Want het epigenetisch stressprogramma wat we net beschreven, komt vaker voor bij mensen die slecht slapen. Ze slapen slechter in en worden vaker wakker en staan dan meteen ‘aan’. Als je leeft met het idee dat er ieder moment een leeuw kan opduiken is licht slapen logischerwijs een juiste strategie, want je wordt dan in ieder geval op tijd gewaarschuwd. Een epigenetisch stress programma maakt je dus gevoeliger voor slaapproblemen. Opvallend is trouwens dat veel mensen voor het eerst slaapstoornissen ontwikkelen nadat ze kinderen hebben gekregen. Dan word je er extra gevoelig voor. Slaapproblemen kunnen vervolgens ook weer andere epigenetische programma’s veranderen. (Voor de liefhebbers van technische informatie heb ik een plaatje toegevoegd.)
Laten we even op een rijtje zetten waarvoor slaap allemaal belangrijk is:
Slecht slapen is gevaarlijk en is in staat de activiteit van genen via epigenetische processen langdurig te veranderen. Het probleem is dat we dat niet meer onmiddellijk kunnen omdraaien. Als de stress weg is die voor slapeloosheid zorgde, dan blijft het lichaam nog lang in de veranderde epigenetische stand staan. Die epigenetische stand kan vervolgens zelf weer zorgen voor een slechtere slaap: hierdoor kan een vervelende vicieuze cirkel ontstaan, die moeilijk te doorbreken is.
We zien dat ook als we kijken naar mensen die een slaaptherapie volgen. Slaaphygiëne die bestaat uit het op tijd gaan slapen, op dezelfde tijd opstaan en zorgen voor een zuurstofrijke donkere koele slaapkamer helpen wel, maar het duurt lang voordat er verbetering optreedt. Het leidt pas na een half jaar volhouden tot veranderingen en betere slaap.
De belangrijkste tip is misschien wel: zorg dat er geen slaapproblemen ontstaan door een gezonde leefstijl aan te houden. Al begrijp ik dat dat makkelijker gezegd is dan gedaan. En als je je slaappatroon wilt verbeteren, dan is het dus belangrijk dat je veel geduld hebt. En dan lukt het uiteindelijk wel, dat is het goede nieuws. Dat geldt overigens voor alle klachten die ontstaan zijn door een nieuw epigenetisch patroon. Je zult dit net zo lang moeten behandelen, totdat het patroon weer blijvend hersteld is.
Gaine ME, Chatterjee S and Abel T (2018) Sleep Deprivation and the Epigenome. Front. Neural Circuits 12:14. doi: 10.3389/fncir.2018.0001
Erik Schut heeft meer dan 30 jaar ervaring. Hij is begonnen als fysiotherapeut, heeft acupunctuur en traditionele Chinese geneeskunde gestudeerd, gevolgd door de opleiding tot orthomoleculair kPNI therapeut.
Na de afronding van de master opleiding klinische Psycho-Neuro-Immunologie in Gerona (Spanje) werkt hij als klinisch Psycho-Neuro-Immunoloog en
maakt hij gebruik van de opgedane ervaring en inzichten. In de praktijk behandelt en begeleidt hij vooral mensen met chronische vaak onbegrepen klachten. Het werkmodel dat binnen de klinische Psycho-Neuro-Immunologie (kPNI) is ontwikkeld maakt het mogelijk de oorzaken van deze problematiek in kaart te brengen en samen met de patiënt te zoeken naar oplossingen. We weten dat een groot deel van deze klachten ontstaan door onze leefstijl en leefomgeving. Door het wegnemen van deze invloeden via verandering van voeding, beter bewegen en leren omgaan met de druk van het dagelijks leven wordt de weg vrijgemaakt voor herstel. Door daarnaast ook de actuele klachten aan te pakken is herstel of verbetering vaak prima mogelijk. Een belangrijk doel is dat je weer controle krijgt over je gezondheid.